Het IT-rechtsgebied is en blijft volop in ontwikkeling. We zien veel nieuwe technologieën, innovatieve bedrijfsmodellen en daarop van toepassing zijnde (nieuwe) wet- en regelgeving voorbijkomen. Door jurisprudentie hierover leren we veel over hoe het IT-recht uiteindelijk wordt toegepast. In deze blog zetten we diverse uitspraken van de maand juli op een rij.
IT-leverancier heeft geen zorgplicht geschonden bij automatiseringsproject
De eerste zaak gaat over een geschil om een implementatietraject van een nieuw softwaresysteem tussen GAC Group of Companies B.V. (hierna: GAC) en Alcre (BEST) B.V. en dochtermaatschappij Verano B.V. (hierna gezamenlijk: Verano).
Verano besloot een selectietraject te starten om nieuwe bedrijfssoftware te vinden voor het beheren en stroomlijnen van verschillende bedrijfsprocessen, ook wel een ERP(Enterprise Resource Planning)-softwaresysteem genoemd. Na een selectietraject en een demonstratie van de softwareoplossing van GAC, besloot Verano in zee te gaan met GAC. Achteraf verwijt Opdrachtgever Verano IT-dienstverlener GAC dat het project slecht is verlopen, resulterend in extra tijd en kosten, evenals een niet volledig functionerend systeem. GAC betoogt daarentegen dat zij een goed werkend systeem heeft opgeleverd en dat de vertraging met de extra kosten gerechtvaardigd waren.
Verano stelt dat GAC onvoldoende heeft geïnformeerd en gewaarschuwd, zowel tijdens de precontractuele fase, als tijdens de uitvoering van het project. Daarnaast verwijt Verano GAC de termijnoverschrijding van het project. Verder wijst Verano dat GAC zich onvoldoende heeft verdiept in de bedrijfsprocessen waardoor GAC heeft gemist dat Verano maatwerk behoeft. GAC had Verano moeten waarschuwen dat meer- en maatwerk nodig zouden zijn, ongeacht de uitingen in de offerte van GAC dat er sprake zou zijn van zo min mogelijk maatwerk. In het verweer stelt GAC dat er geen sprake is van een inspanningsverbintenis, maar van een resultaatsverbintenis en dat de looptijden van de overeenkomst slechts indicatief zijn. Volgens GAC functioneerde het IT-systeem correct en diende Verano zich aan te passen aan de standaardprogrammatuur, in plaats van de standaardprogrammatuur aan te passen aan de bedrijfsprocessen van Verano. Hierdoor is meerwerk nodig geweest en heeft GAC Verano meermaals op de hoogte gebracht van de kostenconsequenties.
Verano vordert primair een schadevergoeding gebaseerd op een schending van de zorgplicht door GAC als IT-dienstverlener. Op een IT-dienstverlener kunnen bepaalde informatie-, waarschuwings- en adviesplichten rusten. Welke van deze verplichtingen op de IT-dienstverlener rusten en wat de zwaarte daarvan is, hangt af van de aard van de werkzaamheden en de mate van deskundigheid die hij bezit. Na een uitgebreid onderzoek van de rechter met betrekking tot de contractuele afspraken en het selectietraject blijkt dat met name Verano andere verwachtingen had bij dit project. Verano heeft op veel punten niet voldoende onderbouwd en inzichtelijk gemaakt dat GAC haar zorgplicht zou hebben geschonden. De rechter oordeelt in die gevallen dan ook dat GAC daarin niet heeft tekortgeschoten in haar zorgplicht. De stelling dat GAC zich niet genoeg in de bedrijfsvoering van Verano zou hebben verdiept, levert volgens de Brabantse rechter ook geen schending van de zorgplicht op. Verder oordeelt de rechter dat het op de weg van Verano heeft gelegen om aan te geven wat er precies was beloofd aan functionaliteiten. Omdat Verano dit niet heeft gedaan, snijdt het verwijt dat GAC zich niet genoeg heeft verdiept in Verano geen hout. Ook hoeft het vele meerwerk op zichzelf niet te betekenen dat de softwareoplossing niet passend is geweest voor het businessmodel van Verano. Volgens GAC was de afspraak dat Verano haar eigen organisatie en bedrijfsprocessen zou aanpassen aan de standaardprogrammatuur. Dat laatste is aan de zijde van Verano uitgebleven, waardoor een groot aantal aanpassingen van de software nodig waren, wat resulteerde in veel aanvullende opdrachten voor GAC.
Concluderend is het dus noodzaak om onderlinge afspraken goed op papier te krijgen in de vorm van duidelijke contractuele afspraken zodat partijen zo min mogelijk verschillende verwachtingen van elkaar hebben. Als IT-dienstverlener is het verder raadzaam om indicatieve termijnen te hanteren en om te werken met inspanningsverplichtingen, omdat IT-projecten, zoals ook hier duidelijk is geworden, onverwacht complex en onvoorspelbaar kunnen zijn.
Geschil tussen IT-dienstverleners over contractduur
De tweede zaak betreft het hoger beroep in een geschil tussen Stichting Vitus Zuid (hierna: Vitus) en Dyade Onderwijsbedrijfsvoering B.V. (hierna: Dyade). De rechtszaak draait in hoofdlijnen om een verschil in mening over de opzegtermijn van een aantal overeenkomsten die op 1 juli 2015 tussen beide partijen zijn gesloten. Dyade biedt diverse diensten op het gebied van financiën, onderwijskwaliteit en HR aan de onderwijssector. Vitus is een onderwijsinstelling die voorziet in gespecialiseerd onderwijs. Dyade heeft als opdrachtnemer drie overeenkomsten met de opdrachtgever Vitus gesloten: een licentieovereenkomst op HRM-software, een dienstverleningsovereenkomst met betrekking tot personeelsmanagement en een dienstverleningsovereenkomst ten behoeve van financiële diensten.
De kern van het geschil betreft de uitleg van een opzeggingsclausule in de drie overeenkomsten. Vitus heeft de drie overeenkomsten tegen 31 december 2022 opgezegd. Dyade stelt dat Vitus te laat heeft opgezegd omdat er een opzegtermijn van zes maanden is afgesproken, wat betekent dat de overeenkomsten nog zullen doorlopen. Dyade heeft Vitus dan ook voor de rechtbank gedaagd om naleving van de drie overeenkomsten te eisen. In eerste aanleg volgt de voorzieningenrechter het standpunt van Dyade en is Vitus veroordeeld tot nakoming van de overeenkomsten. Vitus heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Het hof staat stil bij de centrale vraag hoe het opzeggingsbeding in de contracten (de drie contracten hebben hetzelfde beding) moet worden uitgelegd en welke interpretatie de partijen hieraan mogen geven. In het opzeggingsbeding staat het volgende:
“Deze overeenkomst gaat in op 1 augustus 2015 en loopt tot en met 31 december 2016 met een opzegtermijn uiterlijk per 1 september 2016. Indien er geen opzegging heeft plaatsgevonden, zal het contract telkens stilzwijgend met 1 jaar worden verlengd”.
Volgens Vitus volgt hieruit dat zij rechtsgeldig heeft kunnen opzeggen voor 1 september 2022 en volgens Dyade volgt uit het opzeggingsbeding dat de overeenkomsten alleen in 2016 voor september opgezegd hadden kunnen worden. Het beding ziet volgens Dyade in zoverre niet op de situatie na verlenging. Voor de periode na 2016 zal teruggevallen moeten worden op de algemene leveringsvoorwaarden (hierna: AV) die op de overeenkomsten van toepassing zijn, aldus Dyade. In de AV wordt een opzegtermijn van zes maanden genoemd. Vitus zou in dit geval dus geen vier maar zes maanden opzegtermijn in acht moeten nemen.
Het hof oordeelt dat de woorden “uiterlijk per 1 september” niet beslissend zijn. Door het woord “uiterlijk” wordt aangesloten op een situatie dat de overeenkomsten lopen “tot en met 31 december 2016”. Hieruit had Vitus op kunnen maken dat de opzegtermijn altijd vier maanden was, ongeacht de looptijd van de overeenkomst. Het zou volgens de rechter niet logisch zijn dat er een langere opzegtermijn gehanteerd wordt bij een kortere contractduur. Verder blijkt dat Dyade een offerte heeft aangeboden waar een opzegtermijn van vier maanden bij de verlenging met elk jaar is opgenomen. Daarnaast beargumenteert Dyade dat in 2015 is onderhandeld over een opzegtermijn van zes maanden. Vitus stelt echter dat ze simpelweg het aanbod van Dyade hebben geaccepteerd, in de veronderstelling dat deze termijn vier maanden is. Dyade heeft niet kunnen uitleggen waarom de vermeende opzegtermijn van zes maanden niet in het opzeggingsbeding is opgenomen. Het hof oordeelt dat het niet duidelijk is of het opzeggingsbeding van zes maanden in de AV op de overeenkomsten van toepassing is. Deze onduidelijkheid blijft voor rekening van de gebruiker van de AV, te weten Dyade. Het hof concludeert dat Vitus rechtsgeldig heeft opgezegd. Dit arrest benadrukt (opnieuw) het belang van heldere contractuele voorwaarden en een zorgvuldige interpretatie daarvan. Het helder opschrijven van een opzeggingsbeding is dan ook van cruciaal belang gezien de impact op de duur en beëindiging van contractuele relaties.
https://www.ictrecht.nl/blog/it-jurisprudentieblog-juli-2023